Column – Intensive Care

Jan en Betty…amsterdamser kon het niet: hij was klein en rond, zij had geblondeerd haar en gouden schoenen. Samen hadden ze een café in de binnenstad.
Hij was niet te stoppen in het maken van grappen, zij griezelde bij het idee dat hij morgen op de Intensive Care zou liggen.
Dat hij dan eens één keer geen weerwoord zou hebben in verband met de beademingsslang, leek haar wel een aantrekkelijk idee.

De volgende middag stond Betty onverwacht in paniek aan z’n bed, dicht tegen haar zus aangeklemd.
De zus had dezelfde gouden schoenen aan. Betty had slecht geslapen en ze schrok van haar levenloze, zwijgende echtgenoot.
“Jan, ga je dood?”, vroeg ze half huilend, mascaravegen op haar wangen.
Jan deed één oog open en knikte plechtig “Ja!”
Ze hielden hun adem in.
Ze zagen hoe hij met een verkrampt gezicht een gebaar maakte dat hij wilde schrijven. Dat kon. Terwijl Betty snikkend aan haar zus hing, kreeg Jan een viltstift en een vel papier. Met gesloten ogen probeerde hij te schrijven,
het was niet te lezen. Oei, wat nu? Blijkbaar had hij een belangrijke mededeling te doen, want hij gebaarde driftig dat hij het nog een keer wilde proberen. Met al z’n wilskracht schreef hij toen met grote, scheve letters:
“Ik weet alleen niet wan¬neer”, en vervolgens viel hij met een voldaan lachje om z’n mond in slaap.

(column uit de serie ‘Stille Sterren’ die ik schreef voor het personeelsblad van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam)

Deel deze pagina
Geplaatst in Niet gecategoriseerd.